Zorgwonen - meegroeiwonen

Zorgwonen is het creëren van een kleinere woongelegenheid in of bij een bestaande woning zodat maximaal twee oudere of hulpbehoevende personen kunnen inwonen. Het betreft dus de opsplitsing van een woning. Dit is in principe altijd vergunningsplichtig. Specifiek voor het creëren van een zorgwoning wordt de vergunningsplicht onder voorwaarden vervangen door een meldingsplicht.

Jouw project voldoet aan de stedenbouwkundige bepalingen van een zorgwoning indien: 

  • In of bij de bestaande hoofdzakelijk vergunde woning wordt één kleinere (ondergeschikte) wooneenheid gecreëerd.
  • De eigendom, of ten minste de blote eigendom, op enerzijds de hoofdwooneenheid en anderzijds de ondergeschikte wooneenheid, of de grond waarop die ondergeschikte wooneenheid tijdelijk wordt geplaatst, berust bij dezelfde titularis of titularissen.
  • De creatie van een ondergeschikte wooneenheid gebeurt met het oog op het huisvesten van:
    • Ofwel ten hoogste 2 personen, waarvan minstens 1 persoon van 65 jaar of ouder
    • Ofwel ten hoogste 2 personen, waarvan minstens 1 hulpbehoevend (kinderen die ten laste zijn van de hulpbehoevende persoon worden niet meegerekend bij het bepalen van het maximum van 2 personen). De hulpbehoevende is:
      • Een persoon met een handicap.
      • Een persoon die in aanmerking komt voor een tegemoetkoming van de Vlaamse Sociale Bescherming (vroeger zorgverzekering).
      • Een persoon die hulp nodig heeft om zelfstandig te wonen.
      • Ofwel de zorgverlener, indien de hulpbehoevende personen gehuisvest blijven in de hoofdwoning.

Zorgwonen kan opgericht worden

  • binnen een bestaande woning
    • Hierbij mag de ondergeschikte wooneenheid ten hoogste een derde uitmaken van de bruto vloeroppervlakte van de volledige woning. De ruimten die gedeeld worden met de hoofdwooneenheid worden hier niet meegerekend.  Dit geldt ook voor zonevreemde woningen. 
  • binnen een bestaand bijgebouw
    waarbij:
    • de bruto vloeroppervlakte van de ondergeschikte wooneenheid maximaal 50m² bedraagt.
    • geen bijkomende verharding wordt aangelegd, met uitzondering van een strikt noodzakelijke toegang tot de ondergeschikte wooneenheid.
    • de noodzakelijke nutsvoorzieningen van de ondergeschikte wooneenheid aantakken op de bestaande nutsvoorzieningen van de hoofdwooneenheid.
    • de afvoer van het afvalwater van de ondergeschikte wooneenheid aansluit op de bestaande waterafvoer van de hoofdwooneenheid.

Dit geldt ook voor zonevreemde woningen.

  • in een nieuwe tijdelijke en verplaatsbare unit
    waarbij:
    • deze volledig wordt geplaatst binnen een straal van 30m van de hoofdwooneenheid op hetzelfde perceel als de hoofdwooneenheid of op een perceel dat onmiddellijk paalt aan het perceel van de hoofdwooneenheid.
    • deze op een van de volgende plaatsen wordt geplaatst.
      • In de zijtuin, al dan niet vrijstaand, tot op 3m van de perceelsgrenzen.
      • In de achtertuin, al dan niet vrijstaand, tot op 1m van de perceelsgrenzen. De ondergeschikte wooneenheid kan in de achtertuin ook op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden als ze tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht wordt en als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt.
    • deze een maximale hoogte heeft van 3,5m.
    • deze een maximale bruto vloeroppervlakte heeft van 50m².
    • Er wordt geen bijkomende verharding aangelegd, met uitzondering van de tijdelijke, verplaatsbare constructie zelf en een strikt noodzakelijke toegang tot de tijdelijke, verplaatsbare constructie.
    • De plaatsing van de tijdelijke, verplaatsbare constructie gaat niet gepaard met een ontbossing, het aanmerkelijk wijzigen van het reliëf van de bodem, en gebeurt niet in een overstromingsgebied noch in een ruimtelijk kwetsbaar gebied, met uitzondering van agrarisch gebied met ecologische waarde, agrarisch gebied met ecologisch belang en parkgebied.
    • De noodzakelijke nutsvoorzieningen takken aan op de bestaande nutsvoorzieningen van de hoofdwooneenheid.
    • De afvoer van het afvalwater sluit aan op de bestaande waterafvoer van de hoofdwooneenheid.
    • De plaatsing is tijdelijk voor een maximale totale duur van drie jaar per hoofdwooneenheid. De duur kan met een nieuwe melding slechts één keer verlengd worden met een aanvullende periode van maximaal drie jaar.
    • Binnen drie maanden na het beëindigen van de zorgsituatie, worden de tijdelijke, verplaatsbare constructie en de hiervoor aangelegde strikt noodzakelijke toegang verwijderd.

Dit geldt ook voor zonevreemde woningen, met één uitzondering: Het plaatsen van een zorgunit is niet mogelijk in ruimtelijk kwetsbaar gebied, (met uitzondering van agrarisch gebied met ecologische waarde, agrarisch gebied met ecologisch belang en parkgebied). Dit is ook niet vergunbaar.

Fiscale impact

Twee gezinnen die samenwonen in een zorgwoning worden door de fiscus beschouwd als afzonderlijke gezinnen mits ze aan twee voorwaarden voldoen:

      • De zorgwoning voldoet aan de bepalingen uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals op deze webpagina omschreven.
      • Er moet bij de aanvang van de zorgwoonsituatie sprake zijn van een ‘fysische verhuis’ van de zorgbehoevende of de zorgverlener. Beide gezinnen woonden dus voorafgaand niet op hetzelfde adres.